Datum en tijdstip start overlast 
zondag 11 september 2022 - 10:00
Oorzaak 
Anders
Postcode 
1000
Woonplaats 
Amsterdam
Omschrijving melding 
Goed misschien om een heel essay ('Dit land is te klein om nog groter te worden') over te nemen, van Sander Heijne. Helaas vervallen de witregels na het hier geplakt te hebben. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- "In de aanloop naar Prinsjesdag 1950 kijkt premier Willem Drees vanuit het Torentje bezorgd naar de groei van de Nederlandse bevolking. De voortplantingsdrift van Nederlandse stellen is al sinds de bevrijding ongekend. De bevolking is in amper vijf jaar tijd met bijna een miljoen mensen toegenomen, tot ruim 10 miljoen inwoners. Met de Hongerwinter nog vers in het geheugen vraagt de premier zich af hoe al deze extra monden gevoed moeten worden. Zeker, de grootste noden zijn dan gelenigd. De meeste mensen hebben weer een dak boven hun hoofd – al is dat vaak met meerdere gezinnen in een veel te kleine woning. De honger is voorlopig verdreven, al is de koffie nog op de bon. In de troonrede zal koningin Juliana de inpoldering van nieuwe gebieden aankondigen, maar Drees vreest dat het niet genoeg zal zijn. Nederland, zo is de gedachte, is vol. Te vol. En dus kondigt het kabinet maatregelen aan. In de hoop de explosieve groei van de bevolking af te remmen, schrijft de premier een opvallende zin in de troonrede: ‘De sterke bevolkingsgroei en de beperktheid van de beschikbare grond blijven krachtige bevordering der emigratie eisen.’ De gedachte is simpel. Als het land iets dunner bevolkt raakt, wordt het eenvoudiger om de schaarste te verdelen. En zo geschiedde. Aangemoedigd door hun eigen overheid migreren honderdduizenden Nederlanders in de jaren vijftig naar Noord-Amerika en Australië. Het blijkt dweilen met de kraan open. Pas tegen het einde van de jaren zestig, wanneer de anticonceptiepil ingeburgerd raakt, neemt het geboorteoverschot snel af. Maar tegen die tijd is Nederland alweer zo welvarend, dat vrijwel niemand zich nog afvraagt of het land vol is. 1950 Tussen het enthousiast uitzwaaien van schepen vol landverhuizers door stort de regering zich op de wederopbouw. En hoe. Met een politiek van hard werken, slim investeren en een beetje geluk leggen de kabinetten-Drees de basis voor een van de grootste economische succesverhalen uit de wereldgeschiedenis. Onder leiding van de visionaire boer en verzetsheld Sicco Mansholt wordt de Nederlandse landbouw radicaal hervormd en gemoderniseerd. Kleine keuterboeren moeten plaatsmaken voor grote bedrijven. Kronkelige rivierdijkjes worden strakgetrokken en met de ruilverkavelingswet worden lappendekens aan veelvormige akkertjes aaneengesmeed en geschikt gemaakt voor industriële bewerking met trekkers, kunstmest en chemicaliën. Het werkt. De modernisering van de landbouw verdrijft het hongerspook voorgoed uit de steden. De wederopbouw van de industrie verloopt minstens zo succesvol. Amper tien jaar na de ‘krachtige bevordering der emigratie’ vragen fabrieksdirecteuren zich tegen 1960 vertwijfeld af hoe ze aan voldoende arbeidskrachten moeten komen. Nederland telt dat jaar meer vacatures dan werkzoekenden. Het antwoord wordt gevonden bij Zuid-Europese, Turkse en Marokkaanse gastarbeiders, zoals arbeidsmigranten dan nog worden genoemd. Nederland transformeert in een van de beloofde landen voor avonturiers op zoek naar een beter leven. Een proefboring op het land van boer Boon uit Kolham maakt het wonder compleet. Diep onder de Groningse bodem stuit de Nederlandse Aardolie Maatschappij in 1959 op wat later het grootste aardgasveld van Europa blijkt te zijn. Niet alleen verdringt het gas de kolenboer uit het straatbeeld, de haast onuitputtelijke energiebron maakt tevens de weg vrij voor heel nieuwe — uiterst energie-intensieve — bedrijfstakken zoals de glastuinbouw en de metaalindustrie. Vanaf dat moment stromen de miljarden de schatkist binnen. Van een natie die worstelt met schaarste is Nederland een land geworden waar de politiek zich vooral kan gaan bezighouden met de vraag hoe al die overvloed het best kan worden verdeeld – en van dat politieke model is eigenlijk nooit meer afgeweken. De Nederlanders vinden het allemaal prachtig. En geef hun eens ongelijk. Vanaf de jaren zestig kunnen ze plots autorijden. Dagelijks vlees eten. Vliegen. Doorbetaald op vakantie. Studeren. Een huis kopen. Naar de beste dokters. Royaal met pensioen. Verworvenheden die lastig zijn in te leveren, zo blijkt. Helaas weten de architecten van het economische wonder dan nog niet wat wij nu weten. De economische formule die ons in de jaren vijftig en zestig zo succesvol van de armoede bevrijdt, groeit in de loop van de 21ste eeuw uit tot de grootste bedreiging voor de toekomst van de mensheid. Als we het groeimodel willen loslaten, welke politiek hoort daar dan bij? null Beeld Rhonald Blommestijn Beeld Rhonald Blommestijn 1972 Het is dit jaar precies een halve eeuw geleden dat wetenschappers van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) voor het eerst met een computer berekenden in hoeverre onze natuurlijke ecosystemen in staat zijn om de groei van de wereldeconomie bij te benen. Hoewel het model naar huidige maatstaven tamelijk primitief was, staat de belangrijkste conclusie nog altijd overeind; we kunnen niet eindeloos groeien op een eindige planeet. Vroeg of laat botsen we tegen de grenzen van onze groei. De studie verschijnt onder de vlag van de Club van Rome en maakt in eerste instantie grote indruk op beleidsmakers. In Europa en Noord-Amerika nemen parlementen allerhande milieuwetten en uitstootnormen aan. Fractievoorzitter Joop den Uyl van de PvdA houdt bij de Algemene Beschouwingen van 1971, op basis van een gelekte voorpublicatie, een vurig pleidooi om de groei van de economie aan banden te leggen. Kort na diens aantreden op het ministerie van Economische Zaken in 1973 geeft topambtenaar Frans Rutten een paar van zijn meest begaafde jonge ambtenaren opdracht om een economisch model te schetsen dat in lijn is met de draagkracht van de aarde. Ze komen er niet uit. Dat wil zeggen, het lukt ze niet een perspectief te schetsen dat kiezers en gekozenen aantrekkelijker voorkomt dan het simpelweg doortrekken van het groeipad dat we na de oorlog waren ingeslagen. De economie, zo is de consensus in het parlement, moet blijven groeien. En dat is niet alleen een rechtse hobby. Links heeft groei altijd gezien als instrument om de ongelijkheid te verkleinen. Het is politiek eenvoudiger om wat extra rijkdom te creëren voor mensen met een smalle beurs dan om extra belastingen te heffen onder de gegoede burgerij. Expansie Het succes van de groei van de Nederlandse economie is niet per se een Nederlands succes. Neem de landbouw: om de opbrengst per hectare hier te vergroten, gebruiken we steeds meer buitenlandse grondstoffen. Veevoer, staal en dieselolie voor trekkers, gas voor kunstmest en ga zo maar door. Om onze veestapel te voeden, hebben we al zo’n drie keer het totale Nederlandse landbouwareaal nodig. Dat onze winkels vol betaalbare luxe liggen, van kleding tot speelgoed en elektronica, danken we in grote mate aan de inzet van laagbetaalde fabrieksarbeiders in landen als China, Vietnam en Bangladesh, die op hun beurt weer gebruikmaken van grondstoffen die overal ter wereld – maar vooral buiten Europa – worden gewonnen. Het dichtbevolkte Nederland gebruikt volgens het Global Footprint Network jaarlijks ruim zeven keer meer natuurlijke hulpbronnen dan onze eigen ecosystemen kunnen vernieuwen. De ngo stelt dat we dit jaar al op 19 februari alle hulpbronnen hadden verbruikt die ons land zelf kan regenereren. Voor de rest van onze consumptie zijn we afhankelijk van import. En dit brengt ons bij de ongemakkelijke waarheid die we sinds het einde van het premierschap van Drees voor ons uit schuiven: onze zompige rivierdelta op de noordwestpunt van Europa is op geen enkele manier in staat om ons huidige welvaartsniveau te dragen. We hebben onze welvaartsstaat gebouwd op economische expansie. In de ruimte door grondstoffen en producten vanuit de hele wereld onze kant op te slepen. En in de tijd door de ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen waarvan toekomstige generaties straks ook afhankelijk zijn nu al uit te putten. Sinds de uitbraak van het coronavirus en de oorlog in Oekraïne ondervinden we aan den lijve hoe kwetsbaar een land is dat drijft op geïmporteerde welvaart. Zodra de mondiale handelsketens, om welke reden dan ook, stilvallen, keert de schaarste terug en schieten de prijzen omhoog. Maar zelfs zonder de wet markets in Wuhan en de nukken van Poetin is onze welvaart fragiel. Wetenschappers waarschuwen ons immers al decennia dat we niet eindeloos kunnen blijven groeien op een eindige planeet. Vroeg of laat zal de wal het schip keren. 2022 We staan op een kruispunt in de geschiedenis; in al onze ijver, werklust en investeringsdrang van de afgelopen zeventig jaar hebben we een grotere economie gecreëerd dan ons land kan dragen. Naarmate we rijker zijn geworden, willen we ook steeds meer. Helaas kan niet alles overal, concludeerde de commissie-Remkes in 2020. Het is de paradox van onze eeuw; we leven in een tijd waarin juist overvloed leidt tot nieuwe vormen van schaarste. Vooralsnog lukt het ons onvoldoende om het debat over hoe we die nieuwe schaarste moeten verdelen constructief te voeren. Zo bezien heeft ook overvloed de potentie om een samenleving te splijten. Neem de landbouw. Onze huidige veestapel neemt zo veel stikstofruimte in, dat er nog amper vergunningen voor nieuwbouwplannen voor woningen kunnen worden uitgeven. Ondertussen becijfert de Atlas voor gemeenten het woningtekort op 390 duizend. Ziehier het probleem: ons land is te klein om zo veel dieren én mensen tegelijk te huisvesten. Als we wel een werkbare oplossing zouden vinden om de stikstofruimte te vergroten, is het nog niet gezegd dat we snel voldoende huizen kunnen bouwen. Door een gebrek aan bouwvakkers en materialen zal de wooncrisis waarschijnlijk nog tot ver na 2030 aanhouden. Bovendien is het de vraag waar we al die huizen moeten bouwen. In de Randstad staan ruim honderd potentiële bouwlocaties ingetekend op plekken waar je, volgens een nieuwe richtlijn van de Wereldgezondheidsorganisatie, eigenlijk niet gezond kunt wonen. De reden? Geluidsoverlast van luchthaven Schiphol. Met deze nieuwe richtlijn in de hand maken omwonenden zich al op voor een gang naar de rechter. Het onderliggende probleem is natuurlijk dat de Randstad te klein is om én te voorzien in voldoende ruimte om gezond te wonen én in ons verlangen om zo veel mogelijk te vliegen. Schiphol worstelt sowieso met de gevolgen van de economische overvloed die we hier hebben gecreëerd. Waar de luchthaven ooit gold als belangrijke banenmotor, kampt het nu met een chronisch personeelstekort. Schiphol is hierin niet uniek. De eerste scholen zijn vanwege het lerarentekort overgestapt op een vierdaagse lesweek. In de zorg zijn de tekorten nog groter. Daar zijn nu al 61 duizend openstaande vacatures. De verwachting is dat dit aantal in 2030 is verdubbeld. Deze opsomming is eindeloos aan te vullen. Van de spoorwegen tot de horeca en de krijgsmacht. Van de detailhandel tot de glastuinbouw en de techniek. Overal komen we mensen tekort. En mogelijk zal zelfs een recessie dit niet wezenlijk veranderen: nu al die baby’tjes die Drees in 1950 hoofdpijn bezorgden pensioneren, beschikken we over te weinig arbeidskrachten om hun banen over te nemen. Werkgevers staan te popelen om de gaten te vullen met een nieuwe lichting arbeidsmigranten. Op het eerste gezicht lijkt dit een logische oplossing. Tot je bedenkt dat die mensen ook ergens zullen moeten wonen. Moeten eten. Hun kinderen naar school willen brengen. Zorg nodig hebben. Willen recreëren. Vliegen. Enzovoorts. Zeventig jaar lang hebben we groei op groei op groei gestapeld. In de intensieve veehouderij zien we inmiddels tot welke menselijke en maatschappelijke drama’s het leidt als we de grenzen aan onze groei negeren. We ontkomen er niet aan om onszelf de fundamentele vraag te stellen of we niet allang voorbij het punt zijn waarop we de grenzen aan onze groei hebben bereikt. Of beter gezegd: de tijd is aangebroken dat we moeten constateren dat Nederland anno 2022 daadwerkelijk vol is. Vol dieren. Vol vliegtuigen. Vol bedrijvigheid. Vol verkeer. Vol uitstoot. Vol toeristen. Vol vervuiling. Vol consumenten. En ja, ook vol met mensen. Zeventig vette jaren Prinsjesdag 2022 is aanstaande, en het kan bijna niet anders of premier Rutte kijkt zo nu en dan bezorgd vanuit het Torentje naar de situatie in het land. De inflatie is sinds de oorlog niet meer zo hoog geweest en de energieprijzen zijn geëxplodeerd. Een recordaantal gezinnen dreigt tot armoede te vervallen. In het gevecht om de schaarse ruimte zal bovendien van sommige Nederlanders met wie het nog wel goed gaat moeten worden gevraagd om af te zien van sommige verworvenheden. Voor het eerst sinds de dagen van Drees, bijna een mensenleven geleden, moet een Nederlandse regeringsleider weer serieus op zoek naar een politieke formule om schaarste te verdelen. Als de onnavolgbare aanpak van de stikstofcrisis een voorbode is van hoe de regering dit alles in goede banen denkt te kunnen leiden, dan ziet onze toekomst er somber uit. Het verdelen van schaarste vergt een wezenlijk ander soort politiek dan het managen van overvloed. In de zeventig vette jaren die achter ons liggen, verwerd politiek in toenemende mate tot het spel waarin volksvertegenwoordigers hun achterban douceurtjes toeschuiven. In tijden van schaarste zul je daarentegen offers moeten vragen van diezelfde achterbannen. Offers die mensen wellicht best bereid zijn te brengen, mits je ze ook duidelijk kunt maken wat ze hiervoor in de plaats krijgen. De overheid heeft burgers en bedrijven de afgelopen decennia aangemoedigd om vooral hun eigen belangen na te streven. Het heeft veel groei en welvaart opgeleverd. Maar nu al die individuele belangen zich niet langer met elkaar laten verenigen en een aantal van de grootste problemen uit onze tijd juist het gevolg zijn van al die groei, hebben we een kabinet nodig dat durft in te grijpen. Niet alles kan, hoe jammer dat soms ook is. Tegelijk moet de overheid alles op alles zetten om al 17,7 miljoen burgers het vertrouwen te geven dat ze een goede toekomst tegemoet gaan in Nederland. Ja, de grenzen aan de groei dwingen ons om onze leefstijl te herzien. Maar met de juiste visie hoeft dit helemaal geen vervelende tijd te worden. Integendeel. We zijn rijker en slimmer dan ooit. We weten bovendien al vrij goed wat ons te doen staat. Als het kabinet durft te streven naar een beleid waarin niet de groei van de economie, maar de bloei van de samenleving centraal staat, dan gaan wij een prachtige eeuw tegemoet." --- Sander Heijne